ECLI:NL:HR:2011:BQ8757
Hoge Raad
- Cassatie
- Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie van erfgenamen A tegen uitspraak Gerechtshof inzake voorlopige aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de erfgenamen van A, die gewoond hebben te Z. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 28 september 2010, met nummer BK-10/00085. De kwestie betrof een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel stelt de Hoge Raad in staat om zonder inhoudelijke behandeling van de zaak uitspraak te doen, indien het beroep niet tot cassatie kan leiden. De uitspraak van het Gerechtshof werd daarmee bevestigd, en de erfgenamen van A kregen geen gelijk in hun beroep. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de reikwijdte van de cassatieprocedure en de toepassing van voorlopige aanslagen in belastingzaken onderstreept.