ECLI:NL:HR:2011:BQ8682

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05541 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een transactie afgedane zaak

Op 21 juni 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/05541 H, betreffende een aanvrage tot herziening van een met een transactie afgedane strafzaak, nummer 05/519032-07. De aanvrager, geboren in 1956 en wonende te [woonplaats], heeft verzocht om herziening van de eerder genomen beslissing. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvrage tot herziening niet kan leiden tot een herziening van de uitspraak, omdat er geen sprake is van een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de aanvrage niet ontvankelijk is. De Hoge Raad heeft derhalve besloten om de aanvrage niet-ontvankelijk te verklaren. Het arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

21 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/05541 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een met een transactie afgedane zaak, nummer 05/519032-07 van:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage zal niet tot herziening kunnen leiden, omdat geen sprake is van een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve niet worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 juni 2011.