ECLI:NL:HR:2011:BQ8129

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03892
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen vrachtwagen en personenauto zonder voorrang

In deze zaak gaat het om een aanrijding tussen een vrachtwagen en een personenauto waarbij de bestuurder van de personenauto ten onrechte geen voorrang verleende. De Hoge Raad heeft op 23 september 2011 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, die was ingediend door de eiseres tegen het arrest van het gerechtshof te Arnhem. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 1 juni 2010 was gewezen. De verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en het arrest van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de opmerking dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven, en is een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot onrechtmatige daad en aansprakelijkheid.

Uitspraak

23 september 2011
Eerste Kamer
10/03892
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 97039/HA ZA 08-1171 van de rechtbank Zutphen van 3 december 2008 en 11 maart 2009;
b. het arrest in de zaak 200.031.894 van het gerechtshof te Arnhem van 1 juni 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 september 2011.