ECLI:NL:HR:2011:BQ8108

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05219
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling onbetaald gebleven premies in verzekeringsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot betaling van onbetaald gebleven premies in het verzekeringsrecht. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn, dat op 17 augustus 2010 was gewezen in de zaak met nummer 959851/CV EXPL 10-1418. De Hoge Raad verwijst naar dit vonnis, dat aan het arrest is gehecht. De eiser werd in de procedure vertegenwoordigd door advocaat mr. C. van Slee, terwijl de verweerder, N.V. UNIVÉ SCHADE, niet verschenen was. De zaak werd behandeld zonder nadere toelichting van de eiser, en tegen Univé werd verstek verleend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen. Tevens werd de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Univé Schade op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden, en dat een nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer W.A.M. van Schendel op de datum van uitspraak.

Uitspraak

30 september 2011
Eerste Kamer
10/05219
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C. van Slee,
t e g e n
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Univé.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak 959851/CV EXPL 10-1418 van de kantonrechter te Alphen aan den Rijn van 17 augustus 2010.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Univé is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] niet nader toegelicht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Univé Schade begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 30 september 2011.