ECLI:NL:HR:2011:BQ8100
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet zonder dringende reden en doorbetaling van loon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontslag op staande voet. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.G.W. van Oven, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam. De eiseres was van mening dat het ontslag onterecht was en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.W. Alt, concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die stelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak benadrukt het belang van dringende redenen voor ontslag op staande voet en de verplichting van de werkgever om het loon door te betalen in het geval van onterecht ontslag. De uitspraak is relevant voor de rechtsontwikkeling binnen het arbeidsrecht, met name in zaken die betrekking hebben op ontslag en de rechten van werknemers.