ECLI:NL:HR:2011:BQ8091
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onteigening en procesrecht in relatie tot tussenkomst
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door Latrusco N.V. en andere eisers tegen de Gemeente Heerlen. De zaak betreft een onteigeningsprocedure waarbij de eisers in cassatie zich verzetten tegen een eerdere beslissing van de rolrechter die hun verzoek om pleidooi had afgewezen. De Hoge Raad verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 10 maart 2010, waarin de incidenten tot tussenkomst zijn behandeld. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen zowel het vonnis van de rechtbank als een bericht van de griffier van de rechtbank van 23 oktober 2009. De Gemeente Heerlen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 30 september 2011 door de raadsheren F.B. Bakels, C.E. Drion, G. Snijders en W.A.M. van Schendel.