ECLI:NL:HR:2011:BQ8089

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02393
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2009. De eiseres was niet tevreden met de uitspraak van het hof en stelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, aanleiding gaven voor cassatie. De verweerder in deze zaak was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent in overweging genomen, die had geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat een nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot.

Uitspraak

30 september 2011
Eerste Kamer
10/02393
DV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 407162HA ZA 08-2485 van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2009;
b. het arrest in de zaak 200.045.990/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 6 april 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 24 juni 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 30 september 2011.