ECLI:NL:HR:2011:BQ8085
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en beslaglegging door de Ontvanger der Rijksbelastingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Ontvanger der Rijksbelastingen. De zaak betreft een geschil over de onrechtmatige daad en de vraag of de Ontvanger door beslag te leggen op geld en dit vervolgens niet terug te betalen, in strijd handelt met de wet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Breda en het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat [eiser] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Advocaat-Generaal J. Spier heeft geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep, dan wel tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.751,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen en onderstreept de rechtszekerheid in het verbintenissenrecht.