ECLI:NL:HR:2011:BQ8028
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beklag inzake inbeslaggenomen auto en toepassing van artikel 6 EVRM in beklagprocedure
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure naar aanleiding van een inbeslaggenomen auto, waarbij de klager, geboren in 1946, verzoekt om teruggave van de Mercedes Benz E220 CDI. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafzaak tegen een derde, [betrokkene 1], die op dat moment nog in hoger beroep was tegen een veroordeling waarbij de auto verbeurd was verklaard. De klager stelt dat de auto hem toebehoort en heeft een aankoopfactuur overgelegd. De raadsman van de klager heeft aangevoerd dat de verklaringen van de klager bij de politie niet in de beoordeling van het klaagschrift mogen worden betrokken, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft echter geoordeeld dat de klager in deze procedure niet als verdachte kan worden aangemerkt, waardoor artikel 6 EVRM niet van toepassing is. Het hof heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat niet aannemelijk is geworden dat de klager rechthebbende op de auto is. De Hoge Raad bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de klachten van de klager niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad herhaalt dat als degenen die om teruggave verzoeken niet als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt, de rechter hun verzoeken moet afwijzen, ongeacht het belang van strafvordering. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven op 6 september 2011.