ECLI:NL:HR:2011:BQ7975
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een voorwaardelijk getuigenverzoek in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 16 november 2009 had geoordeeld in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1992 en wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.C. van der Velde. De zaak betreft een verzoek tot het horen van getuigen, namelijk de portier en de eigenaar van een discotheek, dat door de verdediging was gedaan in het kader van de strafzaak. De verdediging stelde dat de politie disproportioneel geweld had gebruikt bij de aanhouding van de verdachte en dat dit in de strafmaat meegewogen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof had verzuimd om een uitdrukkelijke beslissing te nemen op het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om deze getuigen te horen. Dit verzuim was in strijd met de artikelen 328, 331 en 415 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de aan het verzoek verbonden voorwaarde was vervuld. De Hoge Raad concludeerde dat dit verzuim tot nietigheid van de uitspraak leidde, en vernietigde daarom het bestreden arrest van het Gerechtshof. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De Advocaat-Generaal had in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verzoeken in het strafproces en de noodzaak voor de rechter om expliciet te beslissen op dergelijke verzoeken, vooral wanneer deze van invloed kunnen zijn op de uitkomst van de zaak.