ECLI:NL:HR:2011:BQ7328

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02106
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale verhuizing van een ouder met kind en gezamenlijke uitoefening van gezag

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het een geschil tussen voormalig echtelieden over de gezamenlijke uitoefening van gezag over hun kind. De vader, wonende in Nederland, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, waarin toestemming werd verleend voor een internationale verhuizing van de moeder, die in Colombia woont, met het kind. De moeder had deze toestemming gevraagd op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de gezamenlijke uitoefening van gezag en de noodzaak van toestemming voor dergelijke verhuizingen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vader eerder zijn bezwaren heeft geuit tegen de verhuizing.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de vader in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het gerechtshof bevestigt en het beroep van de vader verwerpt.

De uitspraak is gedaan door de raadsheren van de Hoge Raad, met A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2011. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen in zijn beslissing.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/02106
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te Colombia,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 427760/FA RK 09-3656 van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2009 en 29 juli 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.046.797/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 23 februari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.