ECLI:NL:HR:2011:BQ7054

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01611
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een vaststellingsovereenkomst inzake beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vaststellingsovereenkomst die was overeengekomen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst. De eiseres, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 september 2009 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder het vonnis van de kantonrechter van 18 juni 2007. De vereniging Nederlands-Duitse Handelskamer (NDHK) was de verweerder in cassatie en had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink had in zijn conclusie ook tot verwerping van het beroep geadviseerd. De advocaat van de eiseres heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van NDHK zijn begroot op € 511,34 voor verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/01611
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.A. Boer,
t e g e n
de vereniging NEDERLANDS-DUITSE HANDELSKAMER,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. U.W.G. Thöle.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en NDHK.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 605998 RL EXPL 06-17101 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 18 juni 2007;
b. het arrest in de zaak 105.006.633/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
NDHK heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 9 juni 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NDHK begroot op € 511,34 voor verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.