ECLI:NL:HR:2011:BQ6755
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigenverzoek in strafzaak tegen verdachte wegens verkoop van cocaïne
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van de verkoop van cocaïne op 13 juni 2007 te Amsterdam. Het Hof had eerder de verzoeken van de verdediging tot het horen van getuigen afgewezen, wat leidde tot het cassatieberoep. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Waal, stelde dat de afwijzing van de getuigenverzoeken in strijd was met artikel 6, lid 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat recht op een eerlijk proces waarborgt.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste maatstaf had gehanteerd bij de afwijzing van de verzoeken. De beslissingen van het Hof waren niet onbegrijpelijk en vereisten geen nadere motivering, ook niet in het licht van de argumenten die de verdediging had aangevoerd. De Hoge Raad concludeerde dat de enkele omstandigheid dat het Hof de verzoeken had afgewezen, niet betekende dat er sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van verzoeken tot het horen van getuigen en de beoordelingsvrijheid van de rechter in het kader van de noodzaak van getuigenverhoren. De Hoge Raad bevestigt dat niet elke afwijzing van getuigenverzoeken automatisch leidt tot een schending van het recht op een eerlijk proces, mits de rechter zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd.