5. Een geschrift, zijnde een rapport van onderzoek, dossiernummer 99004836, van 3 en/of 4 juli 1999, opgemaakt door de afdeling Speciale Zaken van Bureau [A] B.V. (doorgenummerde pagina's 340 e.v.)
Dit geschrift houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij (het hof begrijpt hier en verder in dit geschrift: de onderzoekers van de afdeling Speciale Zaken van Bureau [A] B.V.) hebben met [betrokkene 4], managing director van het onderzoeksbureau 'P.S.I.I.' te Bangkok (Thailand) de afspraak gemaakt samen een onderzoek in te stellen in Thailand.
In aanwezigheid van officier Mr. Chalad Siraksa van de anti narcotic-service hebben wij onderzoek ingesteld in het dorp Sansai, in het district Fang, provincie Chiang-Mai (Noord Thailand).
Tegenover de woning van de ouders van [betrokkene 1] blijkt een tempel te staan. Op 17 juni 1999 spraken wij hier met de (enige) priester in Sansai, [betrokkene 5]. Kort samengevat blijkt uit zijn verklaring dat hij [de familie van betrokkene 1] goed kent. Hij heeft tot op heden niets vernomen omtrent een eventueel overlijden van [betrokkene 1]. Hij zou, als Boedhistisch priester, van het overlijden zeker hebben geweten indien haar lichaam in de woning van [de familie van betrokkene 1] zou hebben gelegen. Zoals te doen gebruikelijk binnen het Boedhistisch geloof zal namelijk een ceremonie, alsmede een processie naar de crematieplaats in Sansai door hem worden begeleid. Ook de crematie zelf zal geschieden in aanwezigheid van een priester. De familie is Boedhistisch en bezoekt regelmatig de tempel. Toch heeft hij nimmer iets omtrent het overlijden van hun dochter [betrokkene 1] vernomen.
Op 17 juni 1999 spraken wij ook met de dorpsoudste van Sansai, [betrokkene 6]. Kort samengevat komt het erop neer dat deze dorpoudste in 1998 tot driemaal toe is benaderd door zowel [betrokkene 1] als door [verdachte] om medewerking te verlenen aan het opstellen van een valse overlijdensakte. Hierin diende te worden vermeld dat [betrokkene 1] zou zijn overleden aan een hartkwaal. Dit heeft hij hun tot driemaal toe geweigerd. Bij de laatste keer werd hem 1.000.000,00 Bath (ruim 57.000,00 gulden) in het vooruitzicht gesteld voor zijn medewerking daartoe. Zijn toenmalig districtshoofd (Nai Amphur), [betrokkene 7], sommeerde hem toen om zijn medewerking te verlenen. Voor die druk zwichtte hij. Hij stelde vervolgens de gevraagde valse akte op en is daarmee, zoals wettelijk verplicht is, naar de politie gegaan omdat er sprake was van een onnatuurlijke dood. Omdat de politie geen medewerking wilde verlenen, mede omdat er geen medische verklaring aanwezig was, heeft [betrokkene 6] de opgemaakte akte verscheurd en zijn verdere medewerking geweigerd.
Op 17 juni 1999 spraken wij met de moeder van [betrokkene 1], [betrokkene 8]. Haar verklaring komt er op neer dat zij bijzonder weinig wist omtrent het overlijden van haar dochter [betrokkene 1]. Zij ontkende in het gesprek stellig dat het stoffelijk overschot van [betrokkene 1] in haar woning is geweest, dan wel dat er een crematie van haar dochter in Sansai is geweest.
Op 18 juni 1999 hebben wij in aanwezigheid van Police Lt.Colonel Chatchai Siriabphya een bezoek gebracht aan het districtshoofd (Nai Amphur) van het district Thoeng. Bij ons onderzoek vernamen wij dat de Nai Amphur van Thoeng onder wiens gezag de overlijdensakte is opgemaakt is vervangen. De huidige Nai Amphur, [betrokkene 9], deelde ons mede dat hij van mening is dat de genoemde overlijdensakte niet op de juiste gronden is opgesteld en dat er derhalve ernstige twijfels zijn omtrent de juistheid van die overlijdensakte. Hij baseerde zich hierbij op hetgeen in de overlijdensakte is vermeld, alsmede op het in de districtsadministratie aanwezige onderliggende materiaal. Het blijkt namelijk dat in de akte (certificate of acceptance on death) die door de dorpsoudste van Tabtao (alwaar het overlijden plaats zou hebben gevonden) was opgemaakt, onvolledigheden/onjuistheden zijn vermeld:
1. Er is geen volgnummer op deze akte vermeld.
2. Het huisadres waar het overlijden plaatsvond is niet ingevuld.
3. De leeftijd van [betrokkene 1] is onjuist weergegeven.
4. Omdat er sprake was van een onnatuurlijke dood (hartkwaal) dient een medische verklaring te worden bijgevoegd, welke niet aanwezig bleek.
5. Aan het eind van die akte dient naast de handtekening van de dorpsoudste ook de handtekening (linksonder) te zijn geplaatst van de huiseigenaar in wiens woning het overlijden plaatshad. In dit geval heeft de dorpsoudste zijn eigen handtekening geplaatst op de plaats waar de huiseigenaar had moeten tekenen.
Wettelijk is het in Thailand zo, dat een overledene nimmer mag worden verplaatst voordat de overlijdensakte is opgesteld. In dit geval had [verdachte] het lichaam van [betrokkene 1] al naar Sansai gebracht en is hij (volgens zijn verklaring) met de oudste zus van [betrokkene 1] later teruggekomen voor de overlijdensakte.
Omdat het overlijden niet had plaatsgevonden in de gemeente waar de overledene staat ingeschreven, dient er een kopie van de opgemaakte overlijdensakte naar het district waar die overledene staat ingeschreven te worden gezonden (in dit geval Fang). Dat formulier dient dan retour gezonden te worden, zodat het verder kan worden verwerkt. Dit formulier was echter niet aanwezig.
Op 18 juni 1999 hebben wij in aanwezigheid van de Nai Amphur, [betrokkene 10], van [betrokkene 11], chef van de afdeling bevolking, een verklaring genoteerd. Kort samengevat komt het er op neer dat in het register van het district Fang niets bekend is omtrent het overlijden van [betrokkene 1]. Zij staat nog steeds in Sansai ingeschreven. Ook blijkt uit niets dat het district Thoeng ooit een kopie van een overlijdensakte heeft verzonden aan het districtskantoor te Fang.
Op 18 juni 1999 spraken wij met [betrokkene 12], de oudste zus van [betrokkene 1]. Zij vertelde ons dat zij haar zus [betrokkene 1] nimmer als overledene heeft gezien in de woning van haar ouders. Ook heeft zij nooit haar medewerking verleend bij het cremeren van [betrokkene 1]. Zij weet dan ook niets omtrent een crematie van [betrokkene 1] in Sansai. Met betrekking tot de reis naar Thoeng, waarover [verdachte] ons verklaarde, weet zij niets. Zij kon ons alleen vertellen dat [betrokkene 1] en [verdachte] naar Thoeng zijn geweest. Nadat [betrokkene 1] en [verdachte] naar Thoeng waren geweest, heeft zij hen nog wel in levende lijve gezien in de woning van haar ouders. Zij hebben vervolgens hun zoontje meegenomen en zijn vertrokken.