ECLI:NL:HR:2011:BQ6745

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring in een strafzaak wegens ongeloofwaardige verklaring van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een zilverkleurige motorfiets, die op 26 juni 2006 in Amsterdam was weggenomen. Het Hof had in zijn bewijsvoering een verklaring van de verdachte opgenomen, maar deze als ongeloofwaardig beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was gemotiveerd, omdat het Hof niet voldoende had onderbouwd waarom de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

De verdachte had in zijn verklaring tijdens de terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij op de bewuste avond met twee jongens had gelopen en hen had geholpen om een motor in een bestelbusje te zetten. Deze verklaring werd door het Hof als ongeloofwaardig bestempeld, maar de Hoge Raad vond dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom deze verklaring niet kon worden geloofd. De Hoge Raad benadrukte dat de bewijsvoering in strafzaken aan strenge eisen moet voldoen en dat het Hof de verklaring van de verdachte niet zomaar kon afdoen als ongeloofwaardig zonder een gedegen onderbouwing.

De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor rechters om hun oordelen goed te onderbouwen, vooral in strafzaken waar de vrijheid van de verdachte op het spel staat.

Uitspraak

4 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/02205
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2009, nummer 23/000834-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.J. van der Velden en mr. M. van Delft, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw recht te doen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 26 juni 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zilverkleurige motorfiets Suzuki, voorzien van kenteken [AA-00-BB], toebehorend aan [betrokkene 1], waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders die weg te nemen motorfiets onder hun bereik hebben gebracht door het stuurslot van voornoemde motorfiets te forceren."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik heb op 26 juni 2006 te Amsterdam twee jongens geholpen om een motor in een bestelbusje te zetten. Ik kwam de jongens in de Zeilstraat tegen en ben vervolgens met ze meegelopen. Ik zat in de bestelbus toen we werden aangehouden. Ik droeg die avond een blauw trainingspak."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte van diefstal, gepleegd op 26 juni 2006 te Amsterdam tussen 22:00 uur en 23:00 uur. Hierbij werd weggenomen een motor, merk Suzuki, zilverkleurig, met kenteken [AA-00-BB]. De motor stond op het stuurslot."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik bevond mij op 26 juni 2006 omstreeks 23:30 (het hof begrijpt: 22:30 uur) in de Sluisstraat te Amsterdam. Ik zag dat door de Sluisstraat drie personen met een motor aan de hand in de richting van de Schinkelkade liepen. Een van de jongens droeg een donkerblauw trainingspak met capuchon. Ze zetten de motor op de hoek neer. Het kenteken van de motor was [AA-00-BB]. Twee jongens bleven bij de motor staan, de derde liep in de richting van de Zeilstraat. Enkele minuten later kwam er een wit bestelbusje aangereden over de Schinkelkade, met kenteken [CC-00-DD]. Dit kenteken heb ik doorgegeven aan de politie. Ik zag dat de drie jongens de motor achter in het genoemde busje laadden. Vervolgens stapten zij met z'n drieën weer in het busje. Ik zag dat zij in de richting van de Amstelveenseweg reden."
4. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en een andere opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 26 juni 2006 werd aan ons, verbalisanten, doorgegeven dat een motor op de Schinkelkade door drie Marokkaans uitziende jongens in een witte bestelbus met kenteken [CC-00-DD] werd geladen. Wij verbalisanten zagen dat een witte bestelbus de Zeilstraat inreed. Wij zagen dat de bestelbus was voorzien van het kenteken [CC-00-DD]. Kort nadat wij onze positie hadden doorgegeven, zagen wij twee opvallende surveillancevoertuigen achter ons rijden. Vervolgens is de witte bestelbus tot stoppen gedwongen en ingesloten. Wij zagen een jongen met een blauw trainingspak aan, aan de rechterzijde uit de bus komen. Deze bleek later genaamd: [verdachte]. Ik, tweede, verbalisant, heb deze verdachte aangehouden. Tezamen met de andere ter plaatse aangekomen collega's hebben wij de andere twee verdachten aangehouden die nog in de bestelbus aanwezig waren, genaamd [betrokkene 2] (passagier) en [betrokkene 3] (bestuurder). Ik, eerste verbalisant, zag dat er achter in de witte bestelbus een rood/zilverkleurige motor met kenteken [AA-00-BB] op zijn rechterzijde lag. De bestelbus en de motor zijn inbeslaggenomen."
5. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 29 januari 2008 heb ik telefonisch contact gehad met aangever [betrokkene 1] ter zake van de diefstal van zijn motor met kenteken [AA-00-BB]. Hij verklaarde mij dat bij de diefstal van de motor het stuurslot kapot getrapt was."
6. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb op 26 juni 2006 niet in een busje gezeten."
7. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"In tegenstelling tot wat ik eerder verklaard heb, zat ik destijds op 26 juni 2006 wel in de bus voordat ik werd aangehouden."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"Het hof acht de verklaring van de verdachte, dat hij de twee jongens met de motor in de Zeilstraat heeft getroffen ongeloofwaardig gelet op het feit dat de getuige een van de medeverdachten nu juist in de richting van de Zeilstraat zag lopen om de bestelbus te gaan halen om de motor in te vervoeren."
2.3. Het Hof heeft in de gebezigde bewijsmiddelen als verklaring van de verdachte opgenomen en dus vastgesteld dat hij de twee jongens met de motor in de Zeilstraat is tegengekomen. In een nadere bewijsoverweging heeft het Hof evenwel geoordeeld dat het die verklaring ongeloofwaardig acht. In dit opzicht is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De daarop gerichte klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C.Ruche, en uitgesproken op 4 oktober 2011.