ECLI:NL:HR:2011:BQ6745
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring in een strafzaak wegens ongeloofwaardige verklaring van de verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een zilverkleurige motorfiets, die op 26 juni 2006 in Amsterdam was weggenomen. Het Hof had in zijn bewijsvoering een verklaring van de verdachte opgenomen, maar deze als ongeloofwaardig beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet was gemotiveerd, omdat het Hof niet voldoende had onderbouwd waarom de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.
De verdachte had in zijn verklaring tijdens de terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij op de bewuste avond met twee jongens had gelopen en hen had geholpen om een motor in een bestelbusje te zetten. Deze verklaring werd door het Hof als ongeloofwaardig bestempeld, maar de Hoge Raad vond dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom deze verklaring niet kon worden geloofd. De Hoge Raad benadrukte dat de bewijsvoering in strafzaken aan strenge eisen moet voldoen en dat het Hof de verklaring van de verdachte niet zomaar kon afdoen als ongeloofwaardig zonder een gedegen onderbouwing.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing van de zaak, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor rechters om hun oordelen goed te onderbouwen, vooral in strafzaken waar de vrijheid van de verdachte op het spel staat.