2.2.1. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 24 maart 2010 houdt het volgende in:
"De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Mijn cliënt heeft de in beslag genomen BMW op haar naam staan. Ook de verzekering en motorrijtuigenbelasting staan op haar naam en worden door haar betaald. De auto is door haar gekocht en ook bij haar aangetroffen. Bij de aankoop van deze auto heeft zij haar toenmalige auto ingeruild. De keus voor dit type BMW is wellicht ongebruikelijk, maar zij moet zelf het type auto kunnen kiezen.
Op basis van de huidige stukken bestaat slechts de suggestie dat de auto van haar zoon, [betrokkene 1], is. Ik zie de verdenking tegen [betrokkene 1] niet eens, laat staan die tegen mijn cliënt. Bovendien zijn de stukken met betrekking tot de BMW niet toegevoegd aan het dossier. Ik ben van mening dat de auto terug moet worden gegeven aan mijn cliënt. Eventueel moet een dagvaarding van [betrokkene 1] volgen.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
De stukken die zijn toegevoegd aan het dossier betreffen het VINEC-onderzoek naar aanleiding van MOT-meldingen. Eén daarvan is de melding dat [betrokkene 2] een auto heeft gekocht bij [betrokkene 3], maar dat deze cash is betaald door [betrokkene 1]. Tegen [betrokkene 1] is een verdenking ontstaan van plegen van strafbare feiten. Tegen verzoekster is vervolgens ook een verdenking ontstaan van plegen van strafbare feiten. Zij heeft het eigendom van de auto verhuld en zij had moeten weten dat het geld voor de auto niet afkomstig is van legale inkomsten. De auto is vatbaar voor verbeurdverklaring in de strafzaak die tegen verzoekster zal worden ingediend. Ik ben van mening dat het beslag dient te worden gehandhaafd en dat het verzoekschrift ongegrond moet worden verklaard.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Ik begrijp dat de verdediging een belangrijk stuk uit het dossier is onthouden. Ik wil opmerken dat ik niet tevreden ben over de gang van zaken. Mijn cliënt is aanwezig geweest bij de aankoop van de BMW. Maar zij heeft al die tijd wel in een auto gezeten. Zij heeft € 9.000,- bijbetaald. Zij heeft dit geld uit haar portemonnee gehaald en aan [betrokkene 1] gegeven. Hij heeft het feitelijk aan de verkoper overhandigd.
Het klopt dat mijn cliënt makkelijk kan rondkomen van haar bescheiden inkomen. Ze heeft een lage huur en besteedt niet veel geld aan eten en kleding. Zij eet ook vaak bij haar kinderen. Per maand blijft er een paar honderd euro over. Zij heeft nog een schuld aan [betrokkene 4] betreffende de aankoop van haar vorige auto. Hierop betaalt zij met ingang van 1 januari 2010 maandelijks € 250,- af.
De verzoekster verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Ik wil mijn auto graag terug. Ik heb de auto gekocht met de opbrengst van 30 jaar hard werken."