3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2008 houdt het volgende in:
"De advocaat-generaal merkt vervolgens op:
Tijdens de voorbereiding van deze zaak heb ik de brief van de raadsman van verdachte aan het hof van 29 oktober 2008, met de daaraan gehechte bijlagen, bestudeerd. Ik ben van mening dat de, het slachtoffer [slachtoffer] betreffende, stukken die de raadsman aan zijn genoemde brief heeft gehecht niet aan het dossier mogen worden toegevoegd, aangezien nergens uit blijkt dat [slachtoffer] toestemming heeft gegeven voor het doen verstrekken van deze stukken. Deze toestemming is, gelet op de privacygevoeligheid van de inhoud van deze stukken, mijns inziens in deze noodzakelijk.
De raadsman van verdachte deelt hierop mede:
Ik heb de stukken die ik aan mijn brief van 29 oktober 2008 heb gehecht ontvangen van mijn cliënt. Aangezien ik het noodzakelijk acht dat uw hof en het openbaar ministerie bekend raken met de inhoud van deze stukken, heb ik ze uw hof en de advocaat-generaal doen toekomen. Ik heb hierover geen contact gehad met [slachtoffer] en heb voor het toezenden van deze stukken aan uw hof en de advocaat-generaal geen toestemming van haar gekregen. Ik had uw hof kunnen verzoeken [slachtoffer] als getuige te horen, teneinde de inhoud van die stukken te bespreken, maar heb hier in het belang van [slachtoffer] vanaf gezien.
De verdachte deelt desgevraagd mede:
Ik heb deze stukken van de moeder van [slachtoffer], [betrokkene 1], gekregen en heb ze aan mijn raadsman gegeven. Ik heb van [slachtoffer] geen toestemming gekregen om die stukken aan mijn raadsman te geven.
De advocaat-generaal deelt mede:
Ik vorder dat uw hof de brief van de raadsman van verdachte van 29 oktober 2008, met de daaraan gehechte bijlagen, buiten het geding zal laten. Ik ben van mening dat deze stukken zo privacygevoelig zijn, dat [slachtoffer] toestemming moet geven voordat deze stukken aan het dossier kunnen worden toegevoegd. Wellicht dat [slachtoffer] hieromtrent in een later stadium als getuige kan worden gehoord.
De raadsman van verdachte deelt hierop mede:
Ik acht het in het belang van de verdediging dat uw hof en de advocaat-generaal kennis nemen van de inhoud van deze stukken. Mocht uw hof de inhoud van deze stukken evenals de advocaat-generaal te privacygevoelig vinden, dan wil ik uw hof voorstellen de zaak met gesloten deuren te behandelen.
Het hof onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad.
Na hervatting deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof gelet op de aard van de aan de brief van de raadsman van verdachte aan het hof van 29 oktober 2008 gehechte stukken en de wijze waarop deze door de verdediging zijn verkregen niet zullen worden toegevoegd aan het dossier, nu niet is gebleken dat [slachtoffer] toestemming heeft gegeven voor het doen verstrekken van deze stukken. Het behandelen van de zaak met gesloten deuren doet geen recht aan het openbare karakter van een terechtzitting en doet voorts niet af aan vorengenoemde beslissing van het hof."