ECLI:NL:HR:2011:BQ6094
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Rechtsbijstand bij politieverhoor minderjarige en bewijsuitsluiting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een minderjarige verdachte die zonder bijstand van een raadsman door de politie is verhoord. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN BH3079) en stelt dat een aangehouden jeugdige verdachte recht heeft op bijstand van een raadsman of vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor. Het Hof had geoordeeld dat dit recht niet gold voor jeugdige verdachten die voor 30 juni 2009 door de politie waren verhoord, wat door de Hoge Raad als een onjuiste rechtsopvatting wordt aangemerkt.
De verdachte was in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 27 november 2008 betrokken bij de verkoop van hasjiesj aan minderjarigen en had verschillende wapens in zijn bezit. De Hoge Raad oordeelt dat de verklaringen van de verdachte, die zonder raadsman zijn afgelegd, niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in de rechtspraak zijn vastgesteld. Aangezien deze uitzonderingen zich in dit geval niet voordoen, vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand voor minderjarige verdachten en de gevolgen van het ontbreken van deze bijstand voor de bewijsvoering in strafzaken. De Hoge Raad bevestigt dat het niet bieden van de mogelijkheid tot rechtsbijstand in beginsel leidt tot bewijsuitsluiting van de verklaringen die zijn afgelegd zonder aanwezigheid van een raadsman.