ECLI:NL:HR:2011:BQ6019
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 23 december 2009, met nummer 23/002554-08. De verdachte, geboren in 1949, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B.P. de Boer, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. De beoordeling van het middel heeft geleid tot de conclusie dat het middel niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.