ECLI:NL:HR:2011:BQ5708
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval met dodelijke afloop en bewijsvoering omtrent de bestuurder
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 15 september 2003 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een voetganger, die als gevolg van de aanrijding op 10 oktober 2003 is overleden. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, omdat het Hof in de gebezigde bewijsmiddelen verklaringen van de verdachte heeft opgenomen die het ongeloofwaardig heeft geacht. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen omtrent de strafoplegging en de subsidiaire tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling omtrent de bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waar DNA-bewijs een cruciale rol speelt. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop zijn DNA in de auto terecht is gekomen, wat door het Hof als ongeloofwaardig werd beschouwd. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de bewezenverklaring adequaat te motiveren.