ECLI:NL:HR:2011:BQ5708

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00800
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en bewijsvoering omtrent de bestuurder

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 15 september 2003 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een voetganger, die als gevolg van de aanrijding op 10 oktober 2003 is overleden. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, omdat het Hof in de gebezigde bewijsmiddelen verklaringen van de verdachte heeft opgenomen die het ongeloofwaardig heeft geacht. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen omtrent de strafoplegging en de subsidiaire tenlastelegging. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling omtrent de bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waar DNA-bewijs een cruciale rol speelt. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop zijn DNA in de auto terecht is gekomen, wat door het Hof als ongeloofwaardig werd beschouwd. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de bewezenverklaring adequaat te motiveren.

Uitspraak

13 september 2011
Strafkamer
nr. 09/00800
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 februari 2009, nummer 23/004765-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep - dat niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen omtrent het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadslieden hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
1. subsidiair:
"te Amsterdam op 15 september 2003 te omstreeks 22.10 uur, als bestuurder van een personenauto, gekentekend, [AA-00-BB], daarmede rijdende op de Cornelis Lelylaan, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt; Hij, verdachte, heeft zich daar en toen, als bestuurder van die personenauto, als volgt gedragen: verdachte heeft gereden op de linker rijstrook van de uit twee rijstroken bestaande noordelijke rijbaan van die Cornelis Lelylaan, komende uit de richting van de Rijksweg A10 en het Surinameplein en gaande in de richting van Meer en Vaart, en heeft bij nadering van een kort vóór de doorgang onder het metrostation "Lelylaan" gelegen voetgangersoversteekplaats, niet tijdig en voldoende afgeremd en is niet uitgeweken voor genoemde [slachtoffer], die toen doende was om, gezien vanuit verdachtes rijrichting van rechts naar links via die oversteekplaats de door verdachte gevolgde rijbaan over te steken, die toen die voetgangersoversteekplaats voor meer dan de helft was overgestoken en zich reeds bevond op het op die linkerrijstrook gelegen gedeelte van die oversteekplaats.Verdachte is tegen [slachtoffer] aangereden. Hierdoor werd [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel toegebracht, te weten onder meer diverse fracturen van het aangezicht en de onderkaak en het linkeronderbeen en de enkels en de linkerbovenarm en een middenrifscheur en een ernstige hersenschudding, dat [slachtoffer] tengevolge daarvan op 10 oktober 2003 is overleden. Door deze gedragingen van verdachte werd gevaar op de weg veroorzaakt."
2."te Amsterdam op 15 september 2003, als bestuurder van een motorrijtuig, door wiens gedraging een verkeersongeval werd veroorzaakt op de Cornelis Lelylaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer], letsel was toegebracht;"
3."op 15 september 2003 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden op de weg, de Cornelis Lelylaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 15 september 2003 omstreeks 22.14 uur kregen collega's van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de melding van een ongeval tussen een personenauto en een voetganger. De bestuurder van de betrokken personenauto, die zou zijn voorzien van het kenteken [AA-00-BB], zou de plaats van het ongeval hebben verlaten. De aanrijding vond plaats ter hoogte van het station Cornelis Lelylaan te Amsterdam. Boven de rijbaan van de Cornelis Lelylaan is het NS station gelegen. Onder het NS-station is de tramhalte gelegen. De lijnen 1 en 17 stoppen daar. Ter hoogte van het station aan de kop en staartzijde zijn oversteekplaatsen gesitueerd. Op de kop van het station, gezien uit de richting van de Rijksweg A10 is een bromfietsoversteekplaats en daarnaast een voetgangersoversteekplaats gesitueerd."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Opgemaakt naar aanleiding van onderzoek ter plaatse.
Datum en tijdstip ongeval: 15 september 2003 te 22.10 op de Cornelis Lelylaan. Op de voetstekersovergangplaats bij het station Lelylaan te Amsterdam. Het betrokken voertuig aangeduid als '14-1' is een personenauto, kenteken [AA-00-BB], eigenaar [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats].
Slachtoffer: [slachtoffer].
Beknopte omschrijving ongeval
Aanrijding geweest op de Cornelis Lelylaan (Noordbaan) te Amsterdam ter hoogte van het station Cornelis Lelylaan. [Slachtoffer] loopt over de voetgangersoversteekplaats als zij wordt geschept door verdachte. Verdachte komt uit de richting van de Rijksweg A10 en gaat in de richting van Meer en Vaart. Verdachte staat stil en rijdt vervolgens weg zonder opgave van personalia."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Wij stelden op maandag 15 september 2003 een onderzoek in naar de juiste toedracht van het hierna bedoelde verkeersongeval.
Op de Cornelis Lelylaan te Amsterdam was een voetgangster aangereden door een automobilist. Bij dit ongeval was vermoedelijk betrokken een personenauto, merk Renault, type Laguna, kleur blauw, kenteken [AA-00-BB].
Het ongeval vond plaats op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Cornelis Lelylaan te Amsterdam. De weg was gelegen binnen de bebouwde kom.
Aangetroffen schade: de voorruit van de bovengenoemde personenauto was aan de linkerzijde verbrijzeld. Voorts vertoonde de motorkap aan de voorzijde een deuk.
Vermoedelijke toedracht
De bestuurder van de personenauto bereed de linkerrijstrook van de Cornelis Lelylaan, komende vanuit de richting van het Surinameplein en gaande in de richting van Meer en Vaart. De voetgangster stak de rijbaan van de Cornelis Lelylaan over via het aan de oostelijke zijde van het spoorviaduct gelegen voetgangersoversteekplaats van rechts naar links. De voetgangster werd op de oversteekplaats op het linkergedeelte van de linkerrijstrook aangereden door de personenauto. De voetgangster kwam op een afstand van ongeveer 9,4 meter, gemeten vanaf de knik in het aangetroffen spoor, op het wegdek terecht. Gelet op het door ons aangetroffen bandenspoor zijn wij van mening dat de bestuurder van de personenauto door krachtig te remmen had getracht een aanrijding te voorkomen. De bestuurder van de personenauto was vervolgens doorgereden."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Op 15 september omstreeks 22.10 uur reed ik in mijn personenauto op de Rijksweg A-10, komende uit de richting Zaandam. Ik nam de afrit S-106. Gekomen op de afrit zag ik dat er achter mij met vrij hoge snelheid een personenauto aan kwam rijden. Deze naderde mij vrij dicht. Ik stopte voor het rode licht van de Cornelis Lelylaan op de rechterrijstrook. Ik zag dat genoemde auto op de strook links van mij stopte. Ik zag dat er een persoon in de auto zat, de bestuurder. Ik zag dat het een jongen was en dat hij kon donker haar had.
Ik zag dat het verkeerslicht groen werd. Ik reed weg, rechtsaf de Cornelis Lelylaan op. Ik zag in mijn spiegels dat de genoemde auto iets later wegreed en dat hij op de linkerstrook van de Cornelis Lelylaan bleef rijden. Ik zag dat hij mij inhaalde. Ik reed op dat moment ongeveer 60 kilometer per uur. Ik zag dat de auto iets sneller reed dan ik. Ik zag dat hij nog aan het accelereren was. In de bocht net na de BP zag ik dat de genoemde auto vlak na de voetgangersoversteekplaats stilstond. Ik zag dat hij naar rechts stuurde de rechterstrook op. Op dat moment zie ik voor (het hof begrijpt: de plaats) waar de auto zojuist stond een persoon op de grond liggen. Ik zag dat de persoon niet bewoog. Ik begreep dat de persoon was aangereden door de genoemde auto.
Ik zag dat het kenteken van de wegrijdende auto [AA-00-BB] was."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben getuige geweest van een aanrijding. Ik bevond mij op maandag 15 september 2003, omstreeks 22.00 uur op de tramhalte Cornelis Lelylaan. Ik stond aan de zuidelijke zijde op de tram te wachten, richting Centraal Station. Ik stond aan het begin van het perron bij de oversteek. Plotseling hoorde ik een klap. Ik zag dat een vrouw door de lucht vloog en aan de linkervoorzijde van een auto op het wegdek neerkwam. Ik zag dat de vrouw door de auto werd geschept. Ik zag dat de auto, nadat hij een seconde of twee was gestopt, wegreed. Ik heb niemand uit de auto zien stappen. Ik zag dat de auto om het slachtoffer heen reed en met hoge snelheid wegreed in de richting van Osdorp. Later zag ik dat de vrouw een hoofdwond had."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 15 september 2003 omstreeks 22.10 uur heeft op de Cornelis Lelylaan een aanrijding met zwaar lichamelijk letsel plaatsgevonden. Bij deze aanrijding heeft een personenauto een voetganger geschept.
Na dit ongeval is de bestuurder van de personenauto weggereden zonder hulp te bieden aan het slachtoffer, dat zwaar gewond op de rijbaan lag. Tevens heeft de bestuurder zich later niet gemeld bij de politie.
Door een getuige was het kenteken van het desbetreffende voertuig genoteerd. Dit kenteken luidde: [AA-00-BB]. De getuige kon een summier signalement van de bestuurder geven. Het zou gaan om een jonge man met kort haar. Blijkens de gegevens uit het kentekenregister bleek dat dit voertuig van het merk Renault, type Laguna, kleur blauw was. Het voertuig was op naam gesteld van [betrokkene 1], geboren op 00-00-1950 (het hof begrijpt: [geboortedatum] 1950). De eigenaar heeft de leeftijd van 53 jaar. Gezien het signalement zou deze persoon niet in aanmerking als verdachte komen.
Hierop heb ik gezocht op de naam [naam]. Uit de mutaties in het xpol-systeem bleek dat vier personen met de naam [naam] voorkwamen op het adres [a-straat 1] te [plaats]. Het ging onder anderen om [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977."
g. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 7], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Er zijn bloedmonsters aangetroffen in de personenauto, merk Renault Laguna, die betrokken was bij een zware aanrijding op de Cornelis Lelylaan te Amsterdam en waarvan de bestuurder is weggereden. Ik, verbalisant, heb onder meer in beslag genomen:
Volgnummer 2, een stukje glas met vermoedelijke huid van de bestuurder. Het identiteitszegel draagt het nummer AEW217."
h. een aanvrage onderzoek Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk, door Bureau Techniek Technische Recherche Amsterdam, voor zover inhoudende:
"Naam benadeelde/slachtoffer: [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1916.
Delict gepleegd te Amsterdam, op 15 september 2003, omstreeks 22.05 uur.
Het slachtoffer werd door een personenauto aangereden op een voetgangeroversteekplaats waarbij de bestuurder is doorgereden. Het slachtoffer is twee weken na de aanrijding ten gevolge van deze aanrijding overleden.
2308561: stuk glas uit de voorruit met mogelijk stukjes huid van de bestuurder aan de binnenzijde van het glas; identiteitszegel AEW 217.
Vraagstelling:
Het stuk glas 2308561 aan de binnenzijde onderzoeken op lichaamseigen stoffen en, indien mogelijk, een DNA-profiel opmaken en dit vergelijken en opslaan in de DNA-databank."
i. een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door dr. A.J. Kal, vast gerechtelijk deskundige, van 13 februari 2004, voor zover inhoudende:
"Ontvangen van regiopolitie Amsterdam-Amstelland op 10 november 2003:
TR nummer 230856l; Identiteitszegel: AEW217; een stuk glas uit de voorruit van de Renault Laguna, kenteken [AA-00-BB].
Het stuk glas AEW217 is onderzocht aan de zijde die door de technische recherche is voorzien van een sticker met opschrift "binnenzijde". Hierbij is op en tussen de brokstukjes glas op lichaamsweefsel gelijkend materiaal aangetroffen. Het op lichaamsweefsel gelijkend materiaal AEW217 is veiliggesteld ten behoeve van een DNA-onderzoek. DNA-databank
Het DNA-profiel van het op lichaamsweefsel gelijkend materiaal AEW217 is op 12 december 2003 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen.
Naam verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977
Hieruit blijkt dat het onderzochte op lichaamsweefsel gelijkend materiaal AEW217 afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte op lichaamsweefsel gelijkend materiaal bedraagt minder dan één op de miljard."
j. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Sinds ongeveer 1997 maakt mijn neef [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboortedatum], misbruik van mijn naam. Sinds ongeveer twee maanden is [verdachte] in Marokko. Hij is daarheen gegaan omdat er met zijn auto een dodelijke aanrijding heeft plaatsgevonden."
k. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 7] en andere opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Overledene: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1916 te [geboorteplaats].
Het slachtoffer is op maandag 15 september 2003 omstreeks 22.00 uur betrokken geraakt bij een aanrijding. Zij werd door een ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Hier bleek dat zij diverse botbreuken in haar gehele lichaam had en dat zij in coma was geraakt. Vervolgens is het slachtoffer opgenomen op de afdeling Intensive Care van het VU-ziekenhuis. Aldaar is zij meermalen geopereerd. Daar er geen verbetering optrad is op 10 oktober 2003 besloten de medische behandeling stop te zetten. Hierdoor is het slachtoffer omstreeks 10.15 uur komen te overlijden. Ik, [verbalisant 7], heb het stoffelijk overschot op 10 oktober 2003 inbeslaggenomen. In opdracht van de hulpofficier van justitie is het stoffelijk overschot op de afdeling Intensive Care gebleven.
Op 10 oktober 2003 te 11.45 uur werd de doodschouw verricht door de gemeentelijk lijkschouwer H.C. Stamer te Amsterdam."
l. een verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgemaakt door H.C. Stamer, lijkschouwer, voor zover inhoudende:
"De ondergetekende verklaart er niet van overtuigd te zijn dat de dood van [slachtoffer] ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Bijzonderheden:
Diverse fracturen aangezicht, onderkaak, onderbeen links, enkels links en rechts, bovenarm links, middenrifscheur en een ernstige hersenschudding.
De directe doodsoorzaak is moeilijk aan te geven, maar berust waarschijnlijk op een combinatie van factoren; de neurologische component neemt naar mijn oordeel de hoofdoorzaak in."
m. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Uit onderzoek is mij gebleken dat de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977, sinds 1996 regelmatig rijdt in een personenauto terwijl hij niet in het bezit is van een geldig Nederlands rijbewijs."
n. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb geen rijbewijs."
o. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Dit kan niet mijn DNA zijn. Ik heb het niet gedaan. Jullie liegen tegen mij dat het mijn DNA is. U zegt mij dat de haar en bloedsporen zijn aangetroffen op de glasscherven, welke behoren aan de binnenzijde van het kapotte voorruit, veroorzaakt door het ongeval. De sporen bevonden zich geklemd tussen stukjes glas. Deze sporen zijn met grote zekerheid afkomstig van de bestuurder. Ik heb het echt niet gedaan. Als ik het gedaan zou hebben, zou ik het toegeven, dan krijg ik misschien nog minder straf ook. Ik heb veel dingen gedaan, maar dit zou ik nooit doen. Het kan gewoon niet kloppen. Ik heb geen ongeluk gemaakt. Ik heb het niet gedaan! Ik begrijp niet hoe mijn DNA gevonden is op de voorruit. U zegt mij dat mijn DNA tussen de glasscherven is gevonden. Ik weet het echt niet. Ik weet niet hoe ik jullie moet overtuigen. Ik snap er niks van. Ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik ben er kapot van. Misschien heeft het laboratorium een fout gemaakt."
p. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Een week voor het ongeluk hebben we verhuisd met die auto. Ik heb toen met het tillen van een koelkast mijn hand kapot gehad. Er kan dus ook bloed van mij in die auto zitten en omdat ik verder moest verhuizen, heb ik die auto ook een stukje verzet. Er kan dus bloed aan het stuur zitten. Er kunnen ook haren van mij in die auto zitten, omdat ik vaak in die auto zit. U zegt mij dat het DNA is aangetroffen in het glas van de voorruit. Ja, ik heb toch verteld dat ik aan mijn hand gewond was en dat er met sturen bloed daar boven op het dashboard is gekomen. U zegt mij dat bloed dat opgedroogd is niet van het dashboard op het raam vliegt bij een aanrijding. Dat kan toch? Waarom kan dat niet? Ik heb iets verzwegen, dat ik eerst met mijn advocaat wilde bespreken Ik heb die auto, drie dagen na het ongeluk heel toevallig teruggevonden. Ik zat in de tram naar de Lelylaan vanaf Osdorp naar Du Maroc; dat is een eethuisje. Ik ben een halte voor de Lelylaan uitgestapt en ben in de buurt van Bart Smit naar links gelopen. Ik ben daar tussen door een hek gelopen in de richting van Du Maroc. Ik zag daar die auto in een lange straat staan. Ik weet niet hoe die straat heet. Ik heb in die auto gekeken en heb ook aan het raam gezeten. Zo is dat DNA van mij in die auto gekomen. Later heb ik nog een keer gekeken of die auto daar stond en toen zag ik dat die auto weg was. Toen wist ik dat de politie die auto had opgehaald. U zegt mij dat ik, elke keer als wij met iets komen, iets anders verzin. Nee, het is echt zo. Ik wilde alleen niet vertellen, omdat ik niet wist hoe het opgepakt zou worden. Straks zouden ze denken dat ik de dader ben. Als ik de politie bel dat ik die auto heb gevonden, met mijn verleden. Toen wist ik nog niet dat er iemand was aangereden. U vraagt mij aan wie ik verteld heb dat die auto daar stond. Aan niemand. U vraagt mij of ik het ook niet aan mijn vader had verteld. Nee, aan niemand. U zegt mij dat u dat raar vindt, omdat die auto van mijn vader is. U vraagt mij of die auto bij huizen stond. Ja, bij flats en dan heb je bij de flat bosjes en garages. Die auto stond daar. Ik zag een Laguna staan en keek naar het kenteken en zag dat het ons kenteken was. Ik heb die deur opengemaakt en zag dat de ruit kapot was. Ik heb daar aan gezeten en heb mij gesneden. Zo komt mijn DNA erin. Ik heb nog later nog een keer gekeken en toen stond die auto er nog. Ik zag wel dat het raam kapot was en dacht wel dat hij iets had geraakt, maar ik dacht niet dat er iemand aangereden was. Het was pas na ongeveer twee weken dat de politie die auto heeft weggehaald. Ik dacht: "laat zij hun werk maar doen. Ik ga niet bellen". Hoeveel straf staat er eigenlijk op?"
q. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb op 15 september 2003 niet als bestuurder in een auto gereden. Op 15 september 2003 was mijn zusje jarig. Ik ben op die verjaardag geweest. Op die verjaardag waren ook mijn neef [betrokkene 5] en diens vriendin [betrokkene 6]. Ik weet dat zij die avond de auto van mijn vader hebben geleend. Ik heb ook van hem gehoord dat de auto toen is gestolen. Wij wisten toen nog niet dat met die auto een ongeluk had plaatsgevonden op de Lelylaan te Amsterdam. Drie dagen na het ongeval zag ik onze auto toevallig staan. De auto had schade. Ik wist toen nog niet dat met die auto het ongeval had plaatsgevonden. Ik zag dat de voorruit van de auto versplinterd was. Ik ben in de auto gestapt. Ik heb aan het gebroken raam gevoeld. Ik heb mij daarbij in mijn hand gesneden. Ik wilde toen niet naar de politie gaan om te vertellen over de vondst van de auto. In verband met mijn verleden wist ik niet hoe de politie dat zou oppakken. Ik heb tegen niemand iets over het aantreffen van die auto gezegd, ook niet tegen mijn vader of tegen [betrokkene 5] of [betrokkene 6]. Ik heb geen andere schade aan de auto gezien dan schade aan die ruit."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"De bestuurder van de personenauto
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er zijns inziens geen wettig en overtuigend bewijs is, dat de verdachte de bestuurder was van de Renault-personenauto die bij het ongeluk betrokken was.
Het hof overweegt hieromtrent:
- Uit het proces-verbaal van de technische Recherche (p. 68-70) blijkt dat op 19 september 2003 door de verbalisanten onder nummer 2308561 een stuk glas, met aan de binnenzijde enkele op huid gelijkende stukjes uit de voorruit van de Renault-personenauto, gekentekend [AA-00-BB], is veiliggesteld. Daarbij concludeert de verbalisant dat de op huid gelijkende stukjes aan de binnenzijde van de voorruit zaten geklemd tussen de brokjes glas van de voorruit met grote zekerheid afkomstig zijn van de bestuurder ten tijde van de aanrijding. Vervolgens is dit monster door het NFI op 10 november 2003 ontvangen en voorzien van identiteitszegel AEW217. De in het rapport van l3 februari 2004 neergelegde conclusie van het NFI is dat het onderzochte lichaamsweefsel van de verdachte afkomstig kan zijn en dat de kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte lichaamsweefsel van zegel AEW217 minder dan één op de miljard bedraagt;
- De verdachte heeft getracht te verhullen dat hij de bestuurder van de Renault-personenauto is geweest, welke auto betrokken was bij het ongeval op 15 september 2003. Hij heeft hiervoor zijn neef benaderd die samen met zijn vriendin - in strijd met de waarheid - aangifte van diefstal van de Renault heeft gedaan.
- De getuige [betrokkene 2] (p. 34 t/m 37) verklaart bij de politie dat zij op 15 september 2003 vlak voor het stoplicht op de Cornelis Lelylaan te Amsterdam op de rechterrijstrook een auto zag stoppen. De bestuurder was van jonge leeftijd, had kort zwart haar en een donkere huidskleur, met welk signalement, naar het hof ter zitting heeft waargenomen, het uiterlijk van verdachte in overeenstemming is. Zij ziet vervolgens dat de auto na het stoplicht haar inhaalt en accelereert en na het zebrapad tot stilstand komt, waarna zij een persoon op het wegdek ziet liggen. Zij begreep dat deze persoon was aangereden door deze auto en noteerde het kenteken [AA-00-BB], zijnde de auto waarin het DNA-materiaal in de voorruit is aangetroffen.
- De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop het DNA van hem in de voorruit van de Renault terecht zou zijn gekomen. Het hof acht die verklaringen derhalve ongeloofwaardig. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bestuurder was van de Renault-personenauto, ten tijde van de ten laste gelegde feiten op l5 september 2003 te Amsterdam."
2.3. Het Hof heeft in de gebezigde bewijsmiddelen verklaringen van de verdachte opgenomen die het evenwel blijkens de nadere bewijsoverweging ongeloofwaardig heeft geacht. Daarom is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 13 september 2011.