ECLI:NL:HR:2011:BQ5700

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05077
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot schadevergoeding en verjaringstermijnen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot schadevergoeding. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, dat op 16 juni 2009 was gewezen. De zaak had betrekking op de vraag of de vordering tot schadevergoeding was verjaard en of er tijdig was gestuit. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Utrecht van 19 september 2007 en 28 november 2007, alsook naar het arrest van het hof. De politie, als verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekte eveneens tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

9 september 2011
Eerste Kamer
09/05077
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
REGIOPOLITIEKORPS UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de politie.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 526102 UC EXPL 07-7471pe van de kantonrechter te Utrecht van 19 september 2007 en 28 november 2007;
b. het arrest in de zaak 200.003.309 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 16 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De politie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de politie mede door mr. M.M. van Asperen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de politie begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.