ECLI:NL:HR:2011:BQ5700
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot schadevergoeding en verjaringstermijnen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot schadevergoeding. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, dat op 16 juni 2009 was gewezen. De zaak had betrekking op de vraag of de vordering tot schadevergoeding was verjaard en of er tijdig was gestuit. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Utrecht van 19 september 2007 en 28 november 2007, alsook naar het arrest van het hof. De politie, als verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekte eveneens tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.