ECLI:NL:HR:2011:BQ5101
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over werkgeversaansprakelijkheid in arbeidsrechtelijke geschil
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende werkgeversaansprakelijkheid in het arbeidsrecht. De zaak is gestart door [eiser], die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem, gedateerd 6 juli 2007 en 11 juli 2008. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
De advocaat van [eiser], mr. K. Aantjes, heeft de zaak toegelicht, terwijl de advocaat van [verweerster], mr. N.T. Dempsey, en mr. W.M. van Tellingen, advocaat bij de Hoge Raad, de verdediging hebben gevoerd. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij [eiser] is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De Hoge Raad heeft in zijn oordeel aangegeven dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee een bevestiging van de eerdere beslissingen in de lagere instanties.