ECLI:NL:HR:2011:BQ5101

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over werkgeversaansprakelijkheid in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende werkgeversaansprakelijkheid in het arbeidsrecht. De zaak is gestart door [eiser], die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem, gedateerd 6 juli 2007 en 11 juli 2008. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.

De advocaat van [eiser], mr. K. Aantjes, heeft de zaak toegelicht, terwijl de advocaat van [verweerster], mr. N.T. Dempsey, en mr. W.M. van Tellingen, advocaat bij de Hoge Raad, de verdediging hebben gevoerd. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij [eiser] is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De Hoge Raad heeft in zijn oordeel aangegeven dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee een bevestiging van de eerdere beslissingen in de lagere instanties.

Uitspraak

9 september 2011
Eerste Kamer
10/03493
TT/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 453161\CV EXPL 06-4302 van de rechtbank Arnhem van 6 juli 2007 en 11 juli 2008;
b. het arrest in de zaak 200.016.534 van het gerechtshof te Arnhem van 4 mei 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat. Voor [verweerster] is de zaak toegelicht door haar advocaat en mr. W.M. van Tellingen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.