ECLI:NL:HR:2011:BQ5082
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van de uitzonderingsregel in het arbeidsrecht met betrekking tot opvolgende overeenkomsten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiser] tegen Stichting Cardia. De zaak betreft de toepassing van de uitzonderingsregel uit artikel 7:667 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, ook wel bekend als de Ragetlie-regel, in het kader van opvolgende arbeidsovereenkomsten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een kortgedingvonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De advocaat-generaal L. Strikwerda heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep van [eiser] te verwerpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij [eiser] is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Cardia op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.