ECLI:NL:HR:2011:BQ5082

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01466
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de uitzonderingsregel in het arbeidsrecht met betrekking tot opvolgende overeenkomsten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiser] tegen Stichting Cardia. De zaak betreft de toepassing van de uitzonderingsregel uit artikel 7:667 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, ook wel bekend als de Ragetlie-regel, in het kader van opvolgende arbeidsovereenkomsten. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een kortgedingvonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De advocaat-generaal L. Strikwerda heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep van [eiser] te verwerpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij [eiser] is veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Cardia op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/01466
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
STICHTING CARDIA,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Cardia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het kortgedingvonnis in de zaak 780277 RL EXPL 08-19652 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 7 oktober 2008;
b. het arrest in de zaak 200.018.491/01 SKG van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 januari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Cardia is verstek verleend.
De zaak is voor Cardia toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 17 mei 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Cardia begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.