ECLI:NL:HR:2011:BQ5065
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatig handelen bij betalingsonwil
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap, [A] B.V., voor onrechtmatig handelen jegens een leverancier, [eiseres]. De Hoge Raad behandelt een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin het hof had geoordeeld dat de bestuurder, [verweerder], niet onrechtmatig had gehandeld door de facturen van [eiseres] niet te laten betalen. De feiten van de zaak zijn als volgt: [A] B.V. had in 1998 uien gekocht van [eiseres], maar liet de facturen onbetaald. De bank van [A] beëindigde de kredietfaciliteit, en [A] werd op eigen aangifte failliet verklaard. [Eiseres] stelde dat [verweerder] als bestuurder onrechtmatig had gehandeld door niet te zorgen voor betaling van de facturen, terwijl hij wist dat [A] niet in staat zou zijn om te betalen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van betalingsonmacht en dat [verweerder] niet onrechtmatig had gehandeld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof, oordelend dat de motivering van het hof onbegrijpelijk was in het licht van de verklaring van een bankmedewerker, die stelde dat de opzegging van het krediet pas na de datum van de vermeende betalingsonwil was bevestigd. De Hoge Raad verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissingen, en veroordeelde [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie.