ECLI:NL:HR:2011:BQ4813
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake poging tot zware mishandeling en mishandeling
Op 17 mei 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 11/00715 H. De aanvrager had verzocht om herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 8 juli 2009 een eerdere veroordeling had bevestigd. De aanvrager was door de Rechtbank te 's-Gravenhage op 28 november 2008 veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren, wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457, 459 en 460 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in art. 457 Sv, omdat de gestelde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als een beroep op nieuwe feiten die niet eerder aan de orde waren gekomen. De aanvrager had geen bewijs aangedragen dat de herziening zou rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van voldoende bewijs voor een herzieningsverzoek en de strikte eisen die daaraan worden gesteld.