ECLI:NL:HR:2011:BQ4723
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam met betrekking tot ongewenstverklaring
Op 13 september 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 10/04759 H. De zaak betreft een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam, dat op 6 maart 2009 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in 1962, had een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd gekregen wegens het verblijven in Nederland terwijl hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. M.E.M. Jacquemard, advocaat te 's-Hertogenbosch.
De aanvrager stelde dat de Politierechter hem zou hebben vrijgesproken als deze op de hoogte was geweest van het feit dat de beschikking tot ongewenstverklaring ten onrechte was afgegeven. De Immigratie- en Naturalisatiedienst had namelijk meegedeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning van de aanvrager onterecht was en dat hij geacht wordt altijd in het bezit te zijn geweest van een geldige verblijfsvergunning.
De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en de tenuitvoerlegging van het vonnis zou opschorten. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling op basis van artikel 467 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een omstandigheid die herziening rechtvaardigde, aangezien de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van de relevante feiten, de aanvrager mogelijk had vrijgesproken. De beslissing van de Hoge Raad werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.