ECLI:NL:HR:2011:BQ4663
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Grondslag beslag en rechtsgang bij inname van voertuig ter voldoening van openstaande boetes
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft de inname van een auto van de klager ter voldoening van openstaande boetes. De Rechtbank had vastgesteld dat de auto onder klager was ingenomen, maar oordeelde dat er geen beslag in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering op de auto rustte. Hierdoor verklaarde de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift wegens gebrek aan belang.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank. De Rechtbank moet nu onderzoeken wat de grondslag was voor de inname van de auto en op basis van die bevindingen beoordelen welke rechtsgang voor de klager openstond. Dit houdt in dat de Rechtbank moet vaststellen of het klaagschrift ex artikel 552a Sv omgezet had moeten worden in een beroepschrift als bedoeld in artikel 33 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de rechtsgang en de grondslagen van inname van voertuigen in het kader van openstaande boetes. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke richting gegeven aan de behandeling van dergelijke zaken, waarbij de rechten van de klager centraal staan.