ECLI:NL:HR:2011:BQ4663

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01042 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grondslag beslag en rechtsgang bij inname van voertuig ter voldoening van openstaande boetes

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft de inname van een auto van de klager ter voldoening van openstaande boetes. De Rechtbank had vastgesteld dat de auto onder klager was ingenomen, maar oordeelde dat er geen beslag in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering op de auto rustte. Hierdoor verklaarde de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift wegens gebrek aan belang.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank. De Rechtbank moet nu onderzoeken wat de grondslag was voor de inname van de auto en op basis van die bevindingen beoordelen welke rechtsgang voor de klager openstond. Dit houdt in dat de Rechtbank moet vaststellen of het klaagschrift ex artikel 552a Sv omgezet had moeten worden in een beroepschrift als bedoeld in artikel 33 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de rechtsgang en de grondslagen van inname van voertuigen in het kader van openstaande boetes. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke richting gegeven aan de behandeling van dergelijke zaken, waarbij de rechten van de klager centraal staan.

Uitspraak

28 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/01042 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 24 november 2009, nummer RK 09/2610, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd het "klaagschrift ex art. 552a Sv" niet heeft geconverteerd in een beroepschrift als bedoeld in art. 33 WAHV.
2.2. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift en daartoe het volgende overwogen:
"Vaststaat dat bedoelde auto klager in eigendom toebehoort en dat deze op 23 juni 2009 onder klager is ingenomen ter voldoening van een aantal openstaande boetes.
Naar het oordeel van de rechtbank rust er geen beslag in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering op de auto en derhalve dient de rechtbank klager wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag."
2.3. Blijkens deze overweging heeft de Rechtbank vastgesteld dat onder de klager een auto is "ingenomen ter voldoening van een aantal openstaande boetes". Voorts heeft de Rechtbank vastgesteld dat op de auto geen "beslag in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering" rust.
Tegen deze achtergrond en in aanmerking genomen dat een klager geacht moet worden het rechtsmiddel te hebben willen aanwenden dat volgens de wet openstond, is het oordeel van de Rechtbank dat de klager "wegens gebrek aan belang"
niet-ontvankelijk is in het beklag niet zonder meer begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
2.4. De Rechtbank zal na terugwijzing van de zaak moeten onderzoeken wat de grondslag is geweest van de 'inneming' van de auto en op basis van die bevindingen dienen te beoordelen welke rechtsgang voor de klager openstond en - indien aan de orde - het daarheen dienen te leiden dat de stukken van het geding voor behandeling en afdoening van het beroep zullen worden gezonden aan de daartoe bij de wet aangewezen instantie.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011.