ECLI:NL:HR:2011:BQ4431
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Betrokkenheid bij een verkeersongeval en de gevolgen van het verlaten van de plaats van het ongeval
In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over de betrokkenheid van een verdachte bij een verkeersongeval, waarbij de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 november 2008 te Dordrecht, waar de verdachte als passagier op een scooter zat die tegen een auto botste. De verdachte had toestemming gegeven aan de bestuurder van de scooter, die nog geen 16 jaar oud was en geen bromfietscertificaat bezat, om te rijden. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval zonder zijn gegevens achter te laten, wat in strijd is met artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak de relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak met betrekking tot de definitie van 'betrokkenheid' bij een verkeersongeval. De Hoge Raad stelt dat iemand die niet de bestuurder is van het voertuig, slechts als betrokken kan worden aangemerkt indien het ongeval door zijn gedraging is veroorzaakt. In dit geval heeft het Hof geoordeeld dat de verdachte betrokken was omdat hij als passagier aanwezig was en toestemming had gegeven aan de bestuurder. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd, omdat er geen vaststelling is gedaan dat het ongeval door de gedragingen van de verdachte is veroorzaakt.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat de betrokkenheid van de verdachte niet op de juiste wijze is vastgesteld. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de Wegenverkeerswet en de voorwaarden waaronder iemand als betrokken bij een verkeersongeval kan worden aangemerkt.