ECLI:NL:HR:2011:BQ3890

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00605
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep in ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door de moeder van een minderjarige. De moeder had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, waarin de grieven van de moeder tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter werden onderzocht. De kinderrechter had op verzoek van de Stichting Nidos de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind verlengd. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatierekest van de moeder moet worden aangemerkt als een verzoekschrift in verband met de ondertoezichtstelling van minderjarigen, wat betekent dat het vrijgesteld is van de heffing van griffierechten. Dit was van belang omdat het griffierecht pas na de wettelijke termijn van vier weken op de rekening van de Hoge Raad was bijgeschreven. De Hoge Raad concludeerde dat deze omstandigheid niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd door de Hoge Raad gevolgd. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad verwerpt het beroep zonder verdere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
11/00605
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
STICHTING NIDOS,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en Nidos.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 10-210/449698 van de kinderrechter te Amsterdam van 6 april 2010;
b. de beschikking in de zaak met de zaaknummers 200.069.596/01 en 200.069.600/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 november 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nidos heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
In de beschikking waartegen het cassatieberoep is gericht heeft het hof de grieven onderzocht van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter van 6 april 2010. In die beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van Nidos de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind voor verblijf in een pleeggezin van Nidos met ingang van 25 april 2010 voor de duur van een jaar verlengd.
Het beroepschrift in cassatie van de moeder moet dan ook worden aangemerkt als een verzoekschrift in verband met de ondertoezichtstelling van minderjarigen als bedoeld in art. 1 lid 1, aanhef en onder f, van de Regeling griffierechten burgerlijke zaken, dat is vrijgesteld van de heffing van griffierechten. Dit brengt mee dat de omstandigheid dat, zoals ambtshalve door de griffier van de Hoge Raad onder de aandacht is gebracht, in deze zaak eerst na afloop van de in art. 3 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken bedoelde termijn van vier weken griffierecht is bijgeschreven op de rekening van de
Hoge Raad, niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep.
4. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.