ECLI:NL:HR:2011:BQ3878

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01018
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige opzegging door werkgever tijdens ziekte werknemer en kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtsgeldigheid van een ontslag door een werkgever tijdens de ziekte van een werknemer. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 6 oktober 2009 had geoordeeld over de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De verweerster, handelende onder de naam [A], werd vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H. van Staden ten Brink. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Helmond en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. De raadsheren concludeerden dat de aangevoerde middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de bescherming van werknemers tijdens ziekte en de voorwaarden waaronder een werkgever een arbeidsovereenkomst kan opzeggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral in situaties waarin werknemers ziek zijn.

Uitspraak

2 september 2011
Eerste Kamer
10/01018
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 441767, rolnummer 678/06 van de kantonrechter te Helmond van 13 september 2006 en 14 november 2007;
b. het arrest in de zaak HD 103.006.190 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 september 2011.