ECLI:NL:HR:2011:BQ3878
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldige opzegging door werkgever tijdens ziekte werknemer en kennelijk onredelijk ontslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de rechtsgeldigheid van een ontslag door een werkgever tijdens de ziekte van een werknemer. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 6 oktober 2009 had geoordeeld over de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De verweerster, handelende onder de naam [A], werd vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H. van Staden ten Brink. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Helmond en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatieprocedure naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. De raadsheren concludeerden dat de aangevoerde middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de bescherming van werknemers tijdens ziekte en de voorwaarden waaronder een werkgever een arbeidsovereenkomst kan opzeggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral in situaties waarin werknemers ziek zijn.