ECLI:NL:HR:2011:BQ3777

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01665
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewezenverklaring van diefstal van benzine en de geloofwaardigheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1971, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Vught' ten tijde van de aanzegging. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.N. Vermeij. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De zaak betreft een bewezenverklaring van diefstal van benzine, gepleegd op 16 oktober 2007 te Geldrop. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid benzine had weggenomen van Benzinestation Meelakkers. De verdachte had aangevoerd dat hij niet de intentie had om de benzine weg te nemen, maar dat hij na het tanken zonder te betalen was weggereden om geld te halen. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wist dat hij geen geld bij zich had, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaring ondermijnde.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte, dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet was omkleed, tevergeefs was voorgesteld. Het Hof had de verklaring van de verdachte op juiste wijze beoordeeld en de ongeloofwaardigheid daarvan voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de bewezenverklaring van de diefstal in stand bleef.

Uitspraak

14 juni 2011
Strafkamer
nr. S 10/01665
MSP/KM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 december 2009, nummer 20/003382-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu het Hof in een bewijsoverweging (een) door de verdachte afgelegde verklaring(en) heeft gedenatureerd.
2.2.1. Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 16 oktober 2007 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan Benzinestation Meelakkers."
2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Namens de verdachte is ten verweer het volgende betoogd.
Er is sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Verdachte is na het tanken weliswaar zonder te betalen weggereden, maar hij had niet het oogmerk de benzine weg te nemen. Hij is in de richting van zijn huis gereden om geld te halen, maar voordat hij daar aankwam is hij door de politie aangehouden.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij is gaan tanken, wetende dat hij geen geld bij zich had. Indien hij werkelijk de getankte benzine alsnog had willen afrekenen, dan had het op zijn weg gelegen dat aan de daar aanwezige pomphouder kenbaar te maken.
Het hof verwerpt het verweer."
2.3. Het middel klaagt over de weergave van de verklaring van de verdachte voor zover betrekking hebbend op het tijdstip dat de verdachte wist dat hij geen geld bij zich had. Nu het Hof dit tijdstip blijkens zijn overweging van ondergeschikte betekenis heeft geacht, omdat het Hof de ongeloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte heeft gebaseerd op de grond dat de verdachte een en ander niet aan de pomphouder heeft kenbaar gemaakt, heeft de verdachte bij dit middel geen belang.
2.4. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 juni 2011.