ECLI:NL:HR:2011:BQ3717

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00392
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging met zware mishandeling in een supermarkt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, gepleegd op 20 februari 2009 in een Albert Heijn in 's-Gravenhage. De verdachte had zich dreigend opgesteld tegenover een medewerker van de supermarkt, terwijl hij een vrouw, die goederen in haar tas had gestopt, probeerde te helpen. De medewerker verklaarde dat de verdachte zijn arm had opgeheven, zijn hand tot een vuist had gebald en dreigende woorden had geuit. Het Hof had de verdachte veroordeeld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldoende was onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen.

De Hoge Raad herhaalde de vereisten voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling, zoals eerder vastgesteld in een andere uitspraak. De Hoge Raad concludeerde dat de omstandigheden waaronder de bedreiging had plaatsgevonden niet zodanig waren dat bij de bedreigde een redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden in zaken van bedreiging, en dat de vrees voor zwaar lichamelijk letsel objectief moet worden vastgesteld op basis van de gedragingen van de verdachte en de context waarin deze plaatsvonden.

Uitspraak

14 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/00392
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 januari 2010, nummer 22/003553-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaarde bedreiging met zware mishandeling niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 20 februari 2009 te 's-Gravenhage [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zich dicht naar [betrokkene 1] begeven en zijn arm opgeheven en zijn hand tot vuist gebald en een stompende beweging gemaakt met die vuist en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Los laten"."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 20 februari 2009 was ik in 's-Gravenhage in een Albert Heijn. Ik heb gezegd dat ze [betrokkene 2] los moesten laten en ik heb geprobeerd hen te overtuigen dat ze haar normaal moesten behandelen. Daarbij maakte ik vanuit mijn middel een beweging met mijn armen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op 20 februari 2009 was ik aan het werk in de Albert Heijn, gevestigd aan de [a-straat 1] in 's-Gravenhage. Op een gegeven moment kwam een vrouw die goederen in haar tas had gestopt voorbij de kassa's en liep richting buiten. Ik had gezien dat zij de goederen die in haar tas zaten niet had afgerekend. Ik ben voor de vrouw gaan staan en heb haar om haar middel gepakt zodat ze niet weg kon lopen. Een man die ik eerder voor de winkel heen en weer had zien lopen kwam naar mij toe lopen. De man kwam heel dicht bij mij staan. De afstand betrof minder dan een halve meter. Ik zag dat de man zijn rechterhand ophief, zijn hand tot een vuist balde en riep: "Los laten". Hierbij maakte hij de beweging alsof hij mij wilde stompen. Ik heb de vrouw vervolgens los gelaten. Ik denk dat als ik de vrouw niet los had gelaten hij mij had gestompt. Dat is ook de reden dat ik de vrouw los liet."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben assistent-bedrijfsleider van de Albert Heijn aan de [a-straat 1] te 's-Gravenhage. Op 20 februari 2009 was ik getuige van een diefstal en een bedreiging in de winkel. Ik zag dat een vrouw goederen in haar tas stopte. Ik heb de vrouw samen met mijn collega [betrokkene 1] tegengehouden. De man, die ik eerder in de winkel had gezien, kwam op ons aflopen. Mijn collega had de vrouw toen vast. Ik zag dat de man op mijn collega en de vrouw afliep. Ik weet zeker dat de man zijn rechterarm ophief en ik zag dat hij zijn hand tot een vuist had gebald. De man stond toen echt pal voor mijn collega. De man dreigde met zijn houding om mijn collega mogelijk te gaan slaan. Ik weet ook dat de man iets gezegd heeft tegen mijn collega. Het ging erover dat mijn collega de vrouw los moest laten."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wel degelijk bedreiging met zware mishandeling heeft plaatsgevonden. Uit de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] volgt dat de verdachte zijn arm heeft opgeheven en [betrokkene 1] met een gebalde vuist heeft bedreigd. [Betrokkene 1] heeft de medeverdachte daarop, uit angst voor deze bedreiging, losgelaten. Het hof acht de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden verricht dat bij [betrokkene 1] redelijke vrees kon ontstaan dat er zware mishandeling zou volgen, mede gelet op de agressieve houding die de verdachte aannam. De verdachte heeft in elk geval de aanmerkelijke kans daarop aanvaard. Wanneer de verdachte zijn bedreiging daadwerkelijk in handelen zou hebben omgezet door na het opheffen van zijn arm met zijn vuist te slaan of stompen, is het zeer wel mogelijk dat dit tot zwaar lichamelijk letsel zou hebben geleid. Immers, het slaan of stompen in de richting van het gezicht of hoofd, een zeer kwetsbare plek, kan verstrekkende verwondingen teweegbrengen."
2.3. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448).
2.4. Mede gelet op hetgeen de gebezigde bewijsmiddelen inhouden, is het oordeel van het Hof dat de in de bewezenverklaring vermelde gedragingen en uitlating van de verdachte bedreiging met zware mishandeling van [betrokkene 1] opleveren, niet begrijpelijk.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 14 juni 2011.