ECLI:NL:HR:2011:BQ3659
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 20 oktober 2009, met nummer 23/001091-03. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1975 en wonende te [woonplaats]. Het beroep is ingesteld door de betrokkene zelf, vertegenwoordigd door mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad, bestaande uit vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, heeft de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, in overeenstemming met artikel 81 RO, geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en spreekt het arrest uit op 5 juli 2011. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de regels omtrent profijtontneming en de voorwaarden voor cassatie verduidelijkt.