ECLI:NL:HR:2011:BQ3652
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de weigering van medewerking aan een ademonderzoek en de bewijswaardering door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was op 16 november 2007 te Woerden aangehouden door opsporingsambtenaren omdat hij als bestuurder van een auto onder invloed van alcohol zou hebben gereden. De verdachte weigerde medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, ondanks dat hij door de verbalisanten was bevolen dit te doen. Het Hof had in hoger beroep de verdachte veroordeeld voor zowel diefstal als overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en hem een taakstraf opgelegd, alsook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.
De verdediging stelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat er een bevel was gegeven in de zin van de Wegenverkeerswet, en dat de redenen voor het afwijken van het standpunt van de verdediging onvoldoende waren gemotiveerd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof, gelet op de vrije waardering van het bewijsmateriaal, niet gehouden was om het oordeel nader te motiveren. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Deze uitspraak benadrukt de bevoegdheid van opsporingsambtenaren om bevelen te geven in het kader van alcoholcontroles en de rol van de feitenrechter in de waardering van bewijs. De Hoge Raad bevestigt dat de feitenrechter niet verplicht is om elk aspect van de bewijswaardering uitvoerig te motiveren, zolang de beslissing maar in lijn is met de wettelijke vereisten.