ECLI:NL:HR:2011:BQ3524

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04756
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit hoofde van contragarantie en afwijzing tegenvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en Direktbank N.V. De zaak betreft een vordering van de bank uit hoofde van een contragarantie en de afwijzing van een tegenvordering door het hof. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder vonnissen van de rechtbank Alkmaar en arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl Direktbank een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en het buiten bespreking laten van het incidenteel cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Direktbank zijn begroot op € 1.241,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
09/04756
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
DIREKTBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Direktbank.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 84836/HA ZA 05-1225 van de rechtbank Alkmaar van 15 maart 2006 en 13 september 2006;
b. de arresten in de zaak 106.006.102/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 20 september 2007 en 30 juni 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Direktbank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Direktbank mede door mr. D.A. van de Kooij, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en tot het buiten bespreking laten van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 4 mei 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Direktbank begroot op € 1.241,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.