ECLI:NL:HR:2011:BQ3215

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake overschrijding redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 1 juli 2009 is gewezen. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Boksem. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 09/02852.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van twee middelen. Het eerste middel werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het tweede middel betrof de klacht dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. Dit middel werd gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden.

Desondanks heeft de Hoge Raad besloten geen rechtsgevolg te verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn, gezien de opgelegde werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

14 juni 2011
Strafkamer
nr. 09/02852
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 juli 2009, nummer 20/002271-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 14 juni 2011.