ECLI:NL:HR:2011:BQ3162
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-naleving van het voorschrift in art. 51 Sv en gevolgen voor de behandeling van de zaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 27 november 2009. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar. De advocaat van de verdachte, mr. A.C.J. Letmaath, stelde dat er een middel van cassatie moest worden voorgesteld, omdat de dagvaarding in hoger beroep was verzonden naar een oud kantooradres van de raadsman. Dit leidde tot de niet-naleving van het voorschrift in de tweede volzin van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 Sv van zo grote betekenis is dat dit de geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten de aanwezigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg staat. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van correcte communicatie en adressering in het strafproces, en de gevolgen van administratieve fouten voor de rechten van de verdachte.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 juli 2011, waarbij de vice-president F.H. Koster als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos. De waarnemend griffier J.D.M. Hart was ook aanwezig bij de uitspraak.