ECLI:NL:HR:2011:BQ3162

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01747
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-naleving van het voorschrift in art. 51 Sv en gevolgen voor de behandeling van de zaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 27 november 2009. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar. De advocaat van de verdachte, mr. A.C.J. Letmaath, stelde dat er een middel van cassatie moest worden voorgesteld, omdat de dagvaarding in hoger beroep was verzonden naar een oud kantooradres van de raadsman. Dit leidde tot de niet-naleving van het voorschrift in de tweede volzin van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 Sv van zo grote betekenis is dat dit de geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten de aanwezigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg staat. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van correcte communicatie en adressering in het strafproces, en de gevolgen van administratieve fouten voor de rechten van de verdachte.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 juli 2011, waarbij de vice-president F.H. Koster als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos. De waarnemend griffier J.D.M. Hart was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

5 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/01747
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 27 november 2009, nummer 23/000300-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C.J. Letmaath, advocaat te Uden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
2.2. Bij de stukken van het geding bevinden zich de volgende stukken:
(i) een akte instellen hoger beroep, inhoudende dat de verdachte op 14 januari 2009 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 31 augustus 2007;
(ii) een stelbrief van mr. Letmaath, advocaat te Uden, van 16 maart 2009, gericht aan de strafsector van het Hof te Amsterdam, waarop als diens adres is vermeld: postbus 363 te Uden;
(iii) een ontvangstbevestiging van 17 maart 2009 van de Griffier van het Hof gericht aan mr. Letmaath, Dijkstraat 1 te Wageningen, inhoudende dat de brief van mr. Letmaath van 16 maart 2009 in goede orde is ontvangen.
(iv) een schrijven van 23 oktober 2009 van de Griffier van het Hof, gericht aan mr. Letmaath te Wageningen, inhoudende dat de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte waarin hij als raadsman optreedt is vastgesteld op 27 november 2009 te 15.00 uur;
(v) de dagvaarding in hoger beroep, waarop na de woorden "Afschrift aan raadsman verstrekt op" staat geschreven:
"23/10/09".
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2009, inhoudende dat de verdachte niet is verschenen, alsmede dat de raadsman van de verdachte, mr. Letmaath, advocaat te Uden, evenmin ter terechtzitting aanwezig is;
(vii) een schrijven van 3 maart 2010 van de voorzitter van de strafkamer van het Hof aan de raadsman, voor zover inhoudende:
"Bij navraag op de strafgriffie van dit hof heb ik vernomen dat uw verhuizing van Wageningen naar Uden niet in de betreffende registratiesystemen is doorgevoerd en dat dit de achtergrond moet zijn van het feit dat correspondentie u niet heeft bereikt. Dit is vanzelfsprekend bijzonder vervelend en daarvoor past een excuus."
(viii) een schrijven van 19 april 2010 van de President van het Hof L. Verheij, aan de raadsman, voor zover inhoudende:
"Naar aanleiding van uw klacht brief d.d. 5 maart 2010 heeft op mijn verzoek intern onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is gebleken dat in deze zaak bij herhaling ten onrechte brieven zijn verstuurd naar een oud kantooradres van mr. Letmaath (Wageningen).
Dit adres stond (nog steeds) vermeld in het primaire processysteem van de administratie van de strafsector en tevens van het Ressortsparket.
Naar ik heb begrepen waren daarbij de werkinstructies van dien aard dat bij opvolging van die instructies de fout niet werd ontdekt.
Inmiddels wordt de werkinstructie aangepast, maar voor deze zaak heeft te gelden dat afhandeling van uw stelbrief niet correct heeft plaatsgevonden. Het gaat hier om een tekortkoming die is toe te schrijven aan de organisatie (in het bijzonder de administratie van de strafsector) en in ieder geval niet aan mr. Dun.
(...)
Ten behoeve van die cassatieprocedure zal deze brief aan het naar de Hoge Raad te sturen dossier worden toegevoegd."
2.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd.
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 juli 2011.