ECLI:NL:HR:2011:BQ3136

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04765
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafkorting wegens overschrijding van de redelijke termijn in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden', had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, terwijl de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. J.H. Fellinger, ook een schriftuur heeft ingediend. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat aanleiding gaf tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren. De Hoge Raad heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd tot dertien jaren en zes maanden.

De overige middelen die door de verdachte zijn voorgesteld, konden niet tot cassatie leiden. De schriftuur van de benadeelde partij voldeed niet aan de vereisten voor een middel van cassatie, waardoor deze onbesproken moest blijven. De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten dat er geen grond aanwezig was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak, en heeft de beslissing als volgt geformuleerd.

Uitspraak

20 september 2011
Strafkamer
nr. 09/04765
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 november 2009, nummer 23/005676-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haaglanden, locatie Scheveningen" te 's-Gravenhage.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft mr. J.H. Fellinger, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De advocaat van de benadeelde partij heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het derde namens de verdachte voorgestelde middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren.
3. Beoordeling van de overige namens de verdachte voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van de namens de benadeelde partij ingediende schriftuur
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437, derde lid, Sv. Als een zodanig middel van de benadeelde partij kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over een rechtspunt betreffende haar vordering. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat deze onbesproken moet blijven.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze dertien jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 20 september 2011.