ECLI:NL:HR:2011:BQ2739
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek tot tussentijdse beëindiging in insolventierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot tussentijdse beëindiging van een insolventie. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit hof had eerder geoordeeld dat er geen feiten en omstandigheden aanwezig waren die aanleiding gaven tot tussentijdse beëindiging van de insolventie, zoals bedoeld in artikel 350 lid 3, aanhef en onder f van de Faillissementswet.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Roermond en het arrest van het hof. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, zijn door de Hoge Raad niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie wordt verworpen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is gedaan door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser.