ECLI:NL:HR:2011:BQ2494
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Op 4 oktober 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 10/03588 H. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. X.B. Sijmons, had verzocht om herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad, dat op 6 november 2006 was uitgesproken. In dat vonnis was de aanvrager veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een werkstraf van tachtig uren voor het plegen van openlijk in vereniging geweld tegen personen. De aanvrager stelde dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, wat niet bekend was bij de Politierechter tijdens de eerdere uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de inhoud van de bij de herzieningsaanvraag gevoegde stukken steun biedt voor deze stelling. Dit leidde tot het ernstig vermoeden dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van de minderjarigheid van de aanvrager, een minder zware strafbepaling zou hebben toegepast, zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening gegrond en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de minderjarigheid in strafzaken en de toepassing van bijzondere bepalingen voor jeugdige personen.