ECLI:NL:HR:2011:BQ2467
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Schending van het voorschrift van art. 51 Sv in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan, maar waarbij niet is gebleken dat de raadsman een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep heeft ontvangen. Dit is in strijd met het voorschrift van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de raadsman op de hoogte moet zijn van de dagvaarding. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-nakoming van dit voorschrift van zo grote betekenis is dat dit de geldigheid van de behandeling van de zaak ter terechtzitting in gevaar brengt. De Hoge Raad concludeert dat de rechter zich ervan had moeten vergewissen dat het voorschrift was nageleefd of dat er een uitzondering van toepassing was. Aangezien dit niet is gebeurd, vernietigt de Hoge Raad het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.
De zaak is aangespannen door de verdachte, die werd bijgestaan door mr. J.T.C.M. Crepin, advocaat te Rotterdam. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er reden tot twijfel bestond over de naleving van artikel 51 Sv, en dat er geen bewijs was dat de raadsman op de hoogte was gesteld van de dagvaarding. Dit heeft geleid tot de beslissing om de zaak opnieuw te laten berechten, zodat de rechten van de verdachte gewaarborgd blijven.