ECLI:NL:HR:2011:BQ2098
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststelling van verlies uit werk en woning in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vaststelling van het verlies uit werk en woning voor het jaar 2001 door de Inspecteur, die dit bedrag op nihil heeft vastgesteld zonder een ondernemingsverlies te erkennen. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd. Het Gerechtshof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Deze uitspraak is eerder door de Hoge Raad vernietigd, waarna de zaak opnieuw door het Gerechtshof is behandeld. Het Hof heeft wederom het beroep ongegrond verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft in cassatie geklaagd over het feit dat W.E.M. van Nispen tot Sevenaer niet als voorzitter fungeerde en niet ter zitting aanwezig was. De Hoge Raad heeft deze klacht verworpen, omdat er geen steun voor deze bewering te vinden was in de uitspraak van het Hof of in het proces-verbaal van de zitting. De Hoge Raad oordeelt dat de overige klachten van belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien deze klachten niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 22 april 2011 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.