ECLI:NL:HR:2011:BQ2098

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • C.B. Bavinck
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vaststelling van verlies uit werk en woning in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de vaststelling van het verlies uit werk en woning voor het jaar 2001 door de Inspecteur, die dit bedrag op nihil heeft vastgesteld zonder een ondernemingsverlies te erkennen. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd. Het Gerechtshof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Deze uitspraak is eerder door de Hoge Raad vernietigd, waarna de zaak opnieuw door het Gerechtshof is behandeld. Het Hof heeft wederom het beroep ongegrond verklaard, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende.

Belanghebbende heeft in cassatie geklaagd over het feit dat W.E.M. van Nispen tot Sevenaer niet als voorzitter fungeerde en niet ter zitting aanwezig was. De Hoge Raad heeft deze klacht verworpen, omdat er geen steun voor deze bewering te vinden was in de uitspraak van het Hof of in het proces-verbaal van de zitting. De Hoge Raad oordeelt dat de overige klachten van belanghebbende ook niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien deze klachten niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid.

De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep in cassatie ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 22 april 2011 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

nr. 10/03541
22 april 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juli 2010, nr. 09/00532, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het ten name van belanghebbende vaststellen van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 2001, het bedrag van het verlies uit werk en woning van dat jaar bij beschikking vastgesteld op nihil, zonder daarin een ondernemingsverlies te begrijpen. De beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. Het eerste en tweede geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 26 oktober 2007, nr. 43451, LJN BB6459, BNB 2008/8, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. De uitspraak van laatstgenoemd hof is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 25 september 2009, nr. 09/00094, LJN BJ8541, BNB 2009/297, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het derde geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
4. Beoordeling van de klachten
4.1. Het onderzoek ter zitting van het Hof heeft plaatsgevonden op 19 mei 2010. Het proces-verbaal van het onderzoek vermeldt dat zitting hadden W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, als voorzitter, en P. Fortuin en W.A. Sijberden, als leden. In de uitspraak van het Hof is vermeld dat het Hof de zaak in deze samenstelling heeft beslist.
4.2. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat genoemde W.E.M. van Nispen tot Sevenaer niet als voorzitter fungeerde en niet ter zitting aanwezig was.
Voor de klacht is geen steun te vinden in de uitspraak van het Hof noch in het proces-verbaal van de zitting, die voor de Hoge Raad de enige kenbronnen zijn van hetgeen ter zitting is voorgevallen. De klacht faalt.
4.3. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2011.