ECLI:NL:HR:2011:BQ2088
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over kwijtscheldingswinst en terugbetaling ontwikkelingskrediet in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X Holding B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2005 werd gehandhaafd. De Rechtbank had geoordeeld dat het recht van de schuldeiser op aflossing van een ontwikkelingskrediet en betaling van rente niet meer omvatte dan de jaarlijkse betalingen die waren vastgesteld in de kredietovereenkomst. De belanghebbende had het openstaande kredietbedrag van € 460.863,42 tot haar winst gerekend en een beroep gedaan op de vrijstelling van artikel 3.13, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De Rechtbank verwierp dit beroep, omdat zij oordeelde dat de schuldeiser eind 2005 geen recht meer had op aflossing van het krediet en betaling van rente, waardoor er geen recht was dat kon worden prijsgegeven.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de kredietovereenkomst was geëindigd en dat de belanghebbende aan alle verplichtingen had voldaan. De Hoge Raad bevestigde dat het recht op terugbetaling van het krediet niet meer bestond, en dat er dus geen sprake was van het prijsgeven van een recht in de zin van de Wet IB 2001. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard, en de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de vrijstelling in de vennootschapsbelasting en de voorwaarden waaronder een recht op terugbetaling kan worden prijsgegeven. Het benadrukt ook de noodzaak voor belastingplichtigen om goed op de hoogte te zijn van de voorwaarden van kredietovereenkomsten en de gevolgen daarvan voor hun belastingpositie.