ECLI:NL:HR:2011:BQ2073
Hoge Raad
- Cassatie
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van partneralimentatie en bewijsvoering in familierechtelijke geschillen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van partneralimentatie, zoals geregeld in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 13 januari 2010 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarbij de rechtbank op 8 juli 2008 een beschikking had gegeven in de onderliggende zaak.
De kern van het geschil betrof de vraag of het hof terecht had geoordeeld dat de door de man aangeboden feiten niet voldoende waren betwist, en of het aanbod tot het leveren van tegenbewijs door middel van getuigen had moeten worden gepasseerd. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda had in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd, waarop de advocaat van de man had gereageerd met een brief op 17 februari 2011.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, en de beschikking van het hof is daarmee bevestigd.