ECLI:NL:HR:2011:BQ2073

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01568
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van partneralimentatie en bewijsvoering in familierechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van partneralimentatie, zoals geregeld in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 13 januari 2010 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, was niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarbij de rechtbank op 8 juli 2008 een beschikking had gegeven in de onderliggende zaak.

De kern van het geschil betrof de vraag of het hof terecht had geoordeeld dat de door de man aangeboden feiten niet voldoende waren betwist, en of het aanbod tot het leveren van tegenbewijs door middel van getuigen had moeten worden gepasseerd. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda had in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd, waarop de advocaat van de man had gereageerd met een brief op 17 februari 2011.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, en de beschikking van het hof is daarmee bevestigd.

Uitspraak

22 april 2011
Eerste Kamer
10/01568
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 298975 FA RK 07-6866 van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 juli 2008;
b. de beschikking in de zaak 200.017.537.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 januari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 17 februari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.C. van Oven, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.