ECLI:NL:HR:2011:BQ1969

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02950
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 12 mei 2009 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1968, had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De advocaat van de verdachte, mr. M.G. Vos, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, maar heeft het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft op 31 mei 2011 uitspraak gedaan en heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot elf maanden en twee weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, nu er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, de redelijke termijn is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde straf te verminderen van twaalf maanden naar elf maanden en twee weken, met behoud van de voorwaardelijke straf.

De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De beslissing is uitgesproken op 31 mei 2011.

Uitspraak

31 mei 2011
Strafkamer
nr. 09/02950
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 12 mei 2009, nummer 21/004162-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf en tot verwerping voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde straf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en twee weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 mei 2011.