ECLI:NL:HR:2011:BQ1953

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02759
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1954, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De verdachte was bijgestaan door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot 35 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De overige middelen, die niet klagen dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde ook op het punt van het 'tezamen en in vereniging met een ander' heeft bekend, zijn door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen andere gronden aanwezig zijn waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee een belangrijke bevestiging van de waarborg van een redelijke termijn in strafzaken.

Uitspraak

28 juni 2011
Strafkamer
nr. 09/02759
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 juli 2009, nummer 20/004606-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling het derde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
4. Slotsom
De middelen, die niet klagen dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde ook op het punt van het "tezamen en in vereniging met een ander" heeft bekend, kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd. Daarom moet als volgt worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 35 maanden, waarvan 18 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 28 juni 2011.