ECLI:NL:HR:2011:BQ1953
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1954, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De verdachte was bijgestaan door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot 35 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De overige middelen, die niet klagen dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde ook op het punt van het 'tezamen en in vereniging met een ander' heeft bekend, zijn door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er geen andere gronden aanwezig zijn waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee een belangrijke bevestiging van de waarborg van een redelijke termijn in strafzaken.