ECLI:NL:HR:2011:BQ1708
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzet van ouder tegen ontheffing van gezag over minderjarige
In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om in cassatie te gaan tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De moeder, die in deze procedure als verzoekster optreedt, verzet zich tegen de ontheffing van het gezag over haar minderjarige kind. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder in cassatie, is niet verschenen, terwijl de pleegmoeder, die als belanghebbende wordt aangeduid, via haar advocaat verzoekt om het beroep van de moeder te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarbij de rechtbank op 23 december 2008 en het hof op 19 mei 2010 beslissingen hebben genomen in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de moeder, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 8 juli 2011 door de raadsheren.