ECLI:NL:HR:2011:BQ1685

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05072
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatieverzoek inzake verjaring van vordering uit onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, welke op 23 augustus 2010 was gegeven. De kern van het geschil draait om de vraag of de schuldeiser niet-ontvankelijk is in verzet tegen de rekening en verantwoording en het plan van verdeling, vanwege verjaring van de gestelde vordering uit onrechtmatige daad, zoals bedoeld in artikel 2:23b lid 5 van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Arnhem en het gerechtshof, en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beschikking van het hof bevestigt en het beroep in cassatie verwerpt.

De kosten van het geding in cassatie worden aan de zijde van de verweerster begroot op € 745,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheren, waarbij de voorzitter A.M.J. van Buchem-Spapens en de raadsheren J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel betrokken waren, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

24 juni 2011
Eerste Kamer
10/05072
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster] in liquidatie,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.P. den Hertog.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 194826 / HA RK 10-2 van de rechtbank Arnhem van 17 maart 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.066.088 van het gerechtshof te Arnhem van 23 augustus 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 20 april 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 745,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 juni 2011.