ECLI:NL:HR:2011:BQ1677
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een beding in een koopovereenkomst door strijd met de Woningwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Gemeente Breda. De zaak betreft de verkoop van percelen grond door de Gemeente aan [eiser] voor de bouw van woningen. In de overeenkomst was een beding opgenomen dat de aannemer verplichtte om met de kopers van de woningen een koop-aannemingsovereenkomst te sluiten conform het model van de Stichting Garantie Instituut Woningbouw (GIW). De Gemeente stelde dat [eiser] tekort was geschoten in de nakoming van deze verplichting, wat leidde tot een vordering tot betaling van een contractuele boete.
De rechtbank Breda heeft de vorderingen van de Gemeente afgewezen, omdat het beding in strijd zou zijn met artikel 122 van de Woningwet, dat gemeenten verbiedt om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die betrekking hebben op onderwerpen die door het Bouwbesluit zijn geregeld. Het hof heeft echter het vonnis van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat [eiser] wel degelijk tekort was geschoten.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het beding in de overeenkomst nietig was, omdat het verplichtte tot het sluiten van koopovereenkomsten op voorwaarden die in strijd waren met de Woningwet. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de nietigheid van het beding niet afhankelijk is van de splitsing in een geldig en nietig deel, maar dat de gehele verplichting op grond van de Woningwet nietig is. De Gemeente kon derhalve geen aanspraak maken op de contractuele boete, en de Hoge Raad heeft de Gemeente in de proceskosten veroordeeld.