ECLI:NL:HR:2011:BQ1214
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen in brandstoffenbelasting en energiebelasting met betrekking tot gasolie als scheepsbrandstof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over naheffingsaanslagen in de brandstoffenbelasting en de (regulerende) energiebelasting. De belanghebbende, X B.V., had over het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag ontvangen, die na bezwaar door de Inspecteur was gehandhaafd. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Minister van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal M.E. van Hilten concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeken om teruggaaf van belasting door de belanghebbende ingevolge de belastingwet waren gedaan. De relevante artikelen van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en de Wet op de accijns werden besproken, waarbij werd vastgesteld dat de bepalingen omtrent accijns ook van toepassing zijn op de heffing van brandstoffenbelasting en (regulerende) energiebelasting. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat er een wettelijke grondslag bestond voor de teruggaaf van de belasting, en dat de middelen van de belanghebbende faalden.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissingen van de Rechtbank en de Inspecteur, en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.